De naam "Egypte" zou afgeleid zijn van de naam van een vroege koning
van Egypte die "Aegyptus" genoemd werd in de Griekse mythen, en zou
afstammen van het Atlantische koniningschap. (Bron: "The Atlantis
Encyclopedia" (2005), door Frank Joseph.) De oude Egyptenaren zouden
hun land: "Kmt" (uitgesproken als: Kemit of Kemet) hebben genoemd, dat
"zwart" zou
betekenen. Het wordt vaak aangenomen dat men hier het vruchtbare
"zwarte land" mee wordt bedoeld, aangezien het andere deel van Egypte
bekend stond als het "rode land"; de woestijn. Maar het zou ook kunnen
verwijzen naar de populatie van de zwarte mensen die hier
oorspronkelijk zouden hebben gewoond, aangezien de Atlantiërs - die
hier pas later naar toe emigreerden - de rode mensen waren.
Alhoewel
er zijn vele piramides
zijn in Egypte, degenen die zonder meer het meest uitblinken op
bouwkundig gebied zijn de zogenaamde "Koningspiramides" op het plateau
van Gizeh. De oude Egyptenaren kenden het plateau van Gizeh onder een
naam dat
uitgesproken werd als: "Roos-tjóh" (Engelse benaming: "Rostau" /
Rostetau / Rosetjau). De grootste en meest oostelijk gelegen piramide
van de drie,
bekend als de "Grote Piramide" oftewel de "Piramide van
Cheops", is de enige van de zeven wereldwonderen uit de oudheid
welke nog steeds bestaat tot op de dag van vandaag.
Haar grootte
beslaat meer dan zes hectaren en bestaat uit een massa van op elkaar
gestapelde stenen met daarbinnen een aantal gangen die naar
verschillende kamers leiden. Volgens de oud-Griekse geschiedschrijver
Herodotus zou deze piramide
gebouw zijn in twintig jaar, maar als dat waar zou zijn dan zou men
ononderbroken één stenen blok per vijf minuten voor twintig jaar moeten
hebben gelegd, wat uitkomt op ongeveer 800 ton steen per dag,
aangezien geschat wordt dat er zo'n 2,3 miljoen stenen zijn gebruikt
voor de bouw van deze piramide.
De Grote Piramide is gelegen in het midden van de landmassa van de Aarde op zowel de lengte- als de breedtegraad. Haar zijdes zijn bijna perfect georiënteerd op het noorden, oosten, zuiden en westen, slechts drie minuten van een graad verwijderd van het ware noorden. Dit is hoe dan ook een onvoorstelbare prestatie omdat de beste poging tot nu toe om een gebouw uit te lijnen met het ware noorden de plaatsing van het Observatorium in Parijs is, welke een afwijking heeft van 6 minuten van een graad. Volgens archeoloog E. Raymond Capt zou de Grote Piramide echter oorspronkelijk wel perfect uitgelijnd zijn en dat de minimale afwijking met het ware noorden te verwijten zou zijn aan een minimale inzinking van de bodem. Iedere zijde van de piramide helt heel lichtjes naar het midden waardoor deze piramide eigenlijk uit acht hoeken bestaat in plaats van vier, de reden hiervoor zou kunnen zijn dat dit het bouwwerk zelfs nóg meer stabiliteit geeft; Dit detail valt echter alleen op te merken als we recht boven de piramide omlaag kijken. Vele architecten en ingenieurs die deze piramide hebben bestudeerd menen dat het een bijzonder bouwwerk is dat we zelfs niet zouden kunnen namaken met behulp van de hedendaagse techniek.
|
|
De
piramides op het plateau van
Gizeh waren oorspronkelijk volledig bedekt met gladde heldere dekstenen
van zeer gepolijst kalksteen wat een prachtig gezicht moet zijn
geweest. Er wordt gezegd dat er oorspronkelijk 144.000 dekstenen waren
op de Grote Piramide. De meeste van deze stenen werden helaas
verwijderd in latere tijden voor het gebruik in de bouw van moderne
tempels, moskees en andere bouwdoeleinden. Een aantal van deze stenen
staat nog steeds op hun plaats aan de top van de "piramide van Khafre"
en aan de voet van de "piramide van Menkaure". Op de Grote Piramide
zijn er geen enkele dekstenen meer aanwezig en daarnaast is mist het
zelfs de top, wat er mogelijk op wijst dat deze top gemaakt was van een
waardevol materiaal.
Boven het dak van de zogenaamde "Koningskamer", welke bestaat uit negen stenen platen welke gezamelijk zo'n 400 ton wegen, zijn vijf ruimten welke bekend staan als de "ontlastingskamers". In één van deze kamers genoemd: "Champbell's Kamer" (Champbell's Chamber), zijn er veronderstelde steenhouwersmerken en een cartouche (zie de afbeelding rechts) op de blokken van het zuidelijke dak waarvan vele Egyptologen geloven dat hier de naam uitgebeeld wordt van de vermeende bouwer van de Grote Piramide, namelijk de farao Khufu, bij de Grieken bekend als Cheops, die zou hebben geregeerd gedurende de vierde dynastie van Egypte. (van 2.589 tot 2.566 v.Chr.)
De cartouche van Khufu?
Volgens de oude Arabische legendes was de Grote Piramide gebouwd in de tijd voor de Zondvloed door Saurid (ook wel bekend als: Thoth/Hermes Trismegistus/Idris/Khitat), om hierin alle vergaarde kennis van de mensheid te bewaren. Mainstream Egyptologen zijn er echter van overtuigd dat Khufu deze piramide zou hebben laten bouwen als zijn eigen koningstombe; Maar dit is betwistbaar omdat er geen onomstotelijk bewijs van gevonden is en werd niet opgenomen in de oude Egyptische texten. Khufu wordt weleens als een megalomaan beschouwd aangezien hij de piramide gebouwd zou hebben als zijn tombe, maar tot nu toe is er slechts één piepklein beeldje van 5 centimeter gevonden van deze farao, terwijl andere heersers van andere dynastieën kolossale beelden van zichzelf hebben laten maken voor zichzelf. Hoe dan ook zien vele Egyptologen deze cartouche als onweerlegbaar bewijs dat Khufu de bouwer was. Het is verondersteld dat op de cartouche te lezen staat: "de metgezellen van Khufu"; Wat zou kunnen verwijzen naar de werklieden die de stenen vervaardigden en/of transporteerden gedurende de bouw van de piramide. Khufu's zoons Khafre en Menkaure zouden de overige twee grote piramides hebben laten bouwen op het Gizeh-plateau, en een andere zoon genaamd Djedefre zou een piramide hebben laten bouwen in de plaats Abu Rawash waarvan momenteel slechts een ruïne overgebleven is.
Het is echter niet zo vanzelfsprekend dat de farao Khufu de bouwer was van de Grote Piramide en dat de piramide gediend zou hebben als zijn tombe. Alhoewel in de Koningskamer een grote stenen kist staat dat lijkt op een sarcofaag, lijkt het er niet op dat hier ooit de farao in heeft gelegen omdat deze kamer er bijzonder sober uitziet en zonder twijfel de grootse farao onwaardig. Zelfs al zouden alle waardevolle objecten hier eerder geroofd zijn, vergeleken met andere koningsgraven waar rijkelijk versieringen en bijbehorende teksten op de muren waren aangebracht, treffen we hier slechts lege, onversierde muren aan. Het lichaam van Khufu is daarbij ook nooit gevonden.
Er zijn theorieën dat het lichaam geroofd zou zijn uit de
koningskamer of dat er ergens in de piramide nog een geheime kamer
zou moeten zijn waar de mummie van de farao nog altijd zou moeten
liggen. Zekere Arabische historici menen dat de aanwezigheid van
zeeschelpen in de onderste laag van de piramide er op zou kunnen
wijzen dat deze piramide al zou kunnen zijn gebouwd voor een grote
vloed (mogelijk aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 12.000
jaar geleden), lang voor de tijd waarin de farao Khufu zou hebben
geleefd. Als dit waar zou zijn dan zouden Khufu en zijn zonen het
piramidecomplex slechts hebben geërfd en uitgebreid.
Een
andere cartouche werd gevonden op de zuidelijke muur van "Lady
Arbutnot's Kamer" waar men de tekst: "Khnum-Khuf"
aangetroffen had, wat door velen aangenomen werd dat dit Khufu's
werkelijke naam zou zijn geweest - alhoewel dit nooit aangetoond is.
De tekst: "Khnum-Khuf" zou hebben betekend: "de god
Khnum beschermt me". Hoe dan ook, deze twee cartouches worden
tot op de dag van vandaag beschouwd als het enige "bewijs"
dat aan zou tonen dat Khufu de bouwer van de Grote Piramide zou zijn
geweest.
De cartouche die men in Champbell's Kamer aantrof
werd ontdekt in het jaar 1837 door de Britse soldaat, antropoloog en
Egyptoloog Howard Vyse. Kort na de ontdekking werd Vyse er echter al
van verdacht dat het Vyse zelf was die deze cartouche had aangebracht
op deze hoogst ongebruikelijke plaats. Een lid van zijn eigen
personeel merkte namelijk op dat de verf van de cartouche nog steeds
nat was, wat natuurlijk een onmogelijkheid moet zijn voor een
piramide van op z'n minst duizenden jaren oud. De reden voor deze
vervalsing zou zijn dat Vyse niets gevonden zou hebben in deze
ontlastingskamers en dat hij de cartouche vervalst zou hebben om zijn
onderzoeksbudget te verlengen dat anders opgeschort zou worden; Zijn
specifieke opdracht zou namelijk geweest zijn om het bewijs te vinden
voor wat al eerder vermoed werd: dat de farao Khufu de bouwer van de
Grote Piramide zou zijn geweest.
Na een uitvoerig onderzoek
gedurende het jaar 1980 raakte Zecharia Sitchin, schrijver
en expert in oude talen (met name bekend vanwege zijn vertaling
van de Soemerische kleitabletten), ervan overtuigd dat de cartouche
van Vyse een vervalsing was. (Zie zijn boek: "Stairway to
Heaven".) Volgens zijn onderzoek zou de naam van Khufu op
de cartouche bij het optekenen verkeerd gespeld zijn en daarna
gecorrigeerd. Naast het gegeven dat het sowieso een beetje vreemd is
om de naam van de vermeende farao verkeerd te schrijven is het nogal
verdacht dat deze specifieke schrijffout ook voorkwam in het enige
bronmateriaal over hiërogliefen dat beschikbaar was voor Vyse in het
jaar 1837, en ook dat de specifieke verf gemaakt van rode oker,
waarmee de cartouche zou zijn opgetekend in de oudheid, nog steeds in
Egypte werd gebruikt in datzelfde jaar. Alhoewel er tevens
onvervalsbare tekens te vinden zijn tussen en achter de stenen in de
betreffende kamer - die alleen zichtbaar zijn door barsten in
bepaalde stenen - is de betreffende cartouche met de vermeende naam
van Khufu echter duidelijk zichtbaar en daar zou gemakkelijk mee
worden geknoeid kunnen zijn geweest.
Er kan geen sluitend
oordeel gegeven worden of deze cartouche nu echt is of niet tenzij
men de rode oker-verf zou dateren, maar daar is tot op heden geen
toestemming voor gegeven. Het moge ook duidelijk zijn dat deze
ontlastingskamers niet toegankelijk zijn voor het grote publiek en
slechts met bijzondere uitzondering mogen worden bezocht door
onderzoekers. Vyse zou hoe dan ook wel degelijk een denkbare reden
hebben gehad om zelf een vervalsing te maken en dat is omdat hij
onder druk zou zijn gezet door zijn superieuren om het
definitieve bewijs te vinden dat zou aantonen dat de Grote Piramide
gebouwd zou zijn door Khufu, en als hij daarin niet zou slagen zou
dit gevolgen hebben gehad voor zijn budget. (Voor meer
informatie betreffende de cartouches, zie: www.rickrichards.com,
en: www.eridu.co.uk)
De schachten van de piramide
In zowel de "Koningskamer" als de "Koninginnekamer" zijn er twee smalle schachten in zowel de noordelijke en zuidelijke muren. (Er is echter nog nooit een Egyptische koningin in de tombe van haar echtgenoot bijgelegd.) De schachten in de Koninginnekamer waren oorspronkelijk verzegeld en werden pas later in 1872 door ingenieur John Waynman Dixon ontdekt doordat men een tocht voelde op deze plek. In deze schachten werd op dat moment tevens een granieten balletje, een stukje cederhout en een bronzen haak gevonden, die vandaag de dag Dixon's relikwieën worden genoemd. Het doel van deze objecten en waarom ze hier lagen is nog steeds een mysterie, alhoewel het stuk hout beschouwd wordt als deel van een meetstok. (Afbeelding rechts: De Koninginnekamer met de smalle zuidelijke schacht, zichtbaar aan de rechterkant.)
|
|
Het is niet geheel duidelijk wat het doel was van deze schachten, maar ze lijken gericht te staan op de sterren van zowel de noordelijke als de zuidelijke hemisferen. Het was waarschijnlijk niet de bedoeling om hier doorheen te kijken omdat de noordelijke schacht een knik vertoont, tenzij in de bochten ooit een soort van spiegels waren aangebracht. Vaak worden de schachten verklaard als een portaal naar de sterren voor de geest van de overleden farao.
De noordelijke schacht in de Koningskamer is gericht op de Poolster (een term voor de meest noordelijke zichtbare ster). Vandaag de dag is dit de ster genaamd Polaris, welke zichtbaar tijdens de nachtevening tussen ongeveer 21 maart en 23 september, maar vroeger in de oud-Egyptische tijd was dit de ster Thuban van de constellatie Draco. De zuidelijke schacht in de Koningskamer wees naar de riem van Orion, wat door de oude Egyptenaren geassocieerd werd met de god Osiris. In de Koninginnekamer wees de noordelijke schacht naar de Kleine Beer, terwijl de zuidelijke schacht wees naar de ster Sirius, wat door de oude Egyptenaren werd geassocieerd met de godin Isis.
In het jaar 1993 stuurde de Duitse ingenieur Rudolf Gantenbrink een kleine, zelf ontworpen rijdende robot (Upuaut II) uitgerust met een camera, diep in de zuidelijke schacht van de Koninginnekamer. Ver in de schacht zag hij dat deze geblokkeerd was door een kalkstenen "deur" met twee koperen uitsteeksels die wel wat weg hadden van handvatten, welke nu de "Deur van Gantenbrink" wordt genoemd. Het materiaal en het uiterlijk van deze handvatten komt overeen met de haak die door Waynman Dixon werd gevonden, alsof de haak op één of andere manier gebruikt werd om iets met de handvatten te doen. De robot kon niet dichtbij de deur komen vanwege vastzittende ijzeren staven die van eerdere verkenners afkomstig zouden zijn.
|
|
In
2002 overkwam
de robot van de National Geographic Society (Pyramid Rover) deze
obstakels door zich aan de zijmuren van de schacht te klampen waardoor
men over de obstakels kon rijden. Het kwam toen live op televisie
wanneer men een gat in deze deur boorde en er de camera in stak om te
kijken wat zich hierachter zou bevinden. Wat vervolgens de hele wereld
zag was slechts een lege ruimte met een ruwe, onbewerkte muur. (Zie de
afbeelding rechts. Klik hier voor een
grotere afbeelding.) De volgende dag daarop verkende men ook de
noordelijke schacht, waarvoor scherpe bochten genomen moesten die de
Gantenbrink's robot niet kon maken. Diep in de schacht werd hier tevens
een "deur" aangetroffen zoals in de noordelijke schacht, tevens met
twee koperen uitsteeksels. (Foto's zijn auteursrechtelijk beschermd
door National Geographic Television and Film.)
In
2011 gebruikte
het Djedi-project (volgens een verhaal uit de Westcar Papyrus was Djedi
een magiër-priester die Khufu om raad zou hebben gevraagd) een
robot met een kleine slangachtige camera dat zich moeiteloos in het gat
van de deur van de zuidelijke schacht kon steken om zo nu ook de hoeken
van de ruimte hierachter te verkennen, wat eerder met de andere robot
niet mogelijk was. Men trof hier met rode verf geschreven hiërogliefen
aan. (Zie de afbeelding links. Klik hier
voor een grotere afbeelding.)
Luca Maitello, een Italiaanse onderzoeker en specialist in oud-Egyptische wiskunde, veronderstelde dat deze veel leken op de
hiërogliefen voor oud-Egyptische getallen; Namelijk de getallen 100, 20,
en 1, wat in het oud-Egyptisch tezamen voor het getal 121 staat. Het
getal 121 is de vierkantswortel is van het getal 11
(11x11), en het getal 11 komt veelvuldig voor in de geometrische
verhoudingen van de betreffende piramide. De Grote Piramide is
namelijk ten eerste gebouwd in de verhouding van 7 tot 11. De
piramide is ontworpen op basis van verhoudingsgetallen waarin 11
centraal staat, en 11 is een priemgetal. Het is mogelijk dat dit
getal simpelweg aangeeft waar, volgens het bouwplan, het stenen blok
geplaatst diende te worden tijdens de bouw van de piramide, alsof men
een nummer op alle stukken van een puzzel aanbrengt om deze
vervolgens met gemak in elkaar te zetten.
Illegale proefmonsters van de
cartouche
Verder is er nog een merkwaardige ontdekking gedaan met betrekking tot de Koningskamer en de ontlastingskamers. Onder toezicht van inspecteurs van het Egyptische Ministerie van Antiquiteiten, nam de Duitse archeoloog, vegetatiegeograaf, schrijver en docent Dominique Görlitz en Stefan Erdmann als proefmonsters een paar milligram van de oude verf van een inscriptie in Campbell's Chamber binnenin de ontlastingskamers (niet van de Khufu-cartouche) en daarnaast een klein beetje schraapsel van de "zwarte vlekken" van de 18 granieten balken aan het plafond van de Koningskamer. (Zie afbeelding rechts.) Dit werd bekend vanwege een Youtube promotiefilmpje op internet voor een TV-documentaire die men wou maken. De documentaireproducent Frank Hofer vermelde echter verkeerd dat men de monsters van de Khufu-cartouche had genomen.
Toen de Egyptische autoriteiten dit promotiefilmpje zagen, werden Görlitz en Erdmann beschuldigd door de voormalige Minister van Antiquiteiten vanwege het "stelen" of beschadigen van de Khufu-cartouche, wat toen internationale nieuwsaandacht kreeg in december 2013. Dankzij de hulp van schrijver en onderzoeker Robert Bauval en Professor Robert Schoch konden ze met fotografisch bewijs bewijzen dat ze geen proefmonsters van deze specifieke cartouche hadden genomen aangezien op eerdere foto's duidelijk te zien was dat deze cartouche al reeds beschadigd was tussen 2004 en 2006. Alhoewel men in feite toestemming had om de Grote Piramide te onderzoeken, had men echter niet om toestemming gevraagd om deze monsters te nemen en daarvoor kwamen ze slechts weg met een lichte berisping ter compensatie aan de Egyptische autoriteiten.
Toen de proefmonsters wetenschappelijk getest waren in Duitsland, onthulden de zwarte vlekken dat deze in feite sporen waren van magnetiet, wat betekend dat hier tegen deze balken ooit ijzeren objecten geplaatst waren aangezien hier het product van corrosie te zien is. Mogelijk waren deze ijzeren objecten onderdeel van een gereedschap waarmee deze balken in positie gebracht werden, aangezien ze geen vanzelfsprekend nut hebben op het plafond en er zijn ook geen sporen te zien waaruit blijkt dat ze ooit in het steen vastgezet zouden zijn. Het is strijdig met de officiële opvattingen van de geleerden dat de bouwers van de Grote Piramide niet zouden weten hoe ze ijzer konden vervaardigen en hoe men dit kon gebruiken. Dit was echter niet de eerste keer dat men ijzer in de Grote Piramide vond aangezien in 1883 een metalen plaat werd gevonden dat ijzer bleek te zijn toen het onderzocht werd in 1989. Deze nieuwe ontdekking is echter zeer belangrijk aangezien het suggereert dat men geavanceerde ijzeren gereedschappen gebruikt zou hebben tijdens de bouw van de piramide aangezien men eerder dacht dat enkel primitieve gereedschappen gebruikt zouden zijn. (Bron en afbeelding van: atlantisforschung.de)
Het Egyptische ministerie van antiquiteiten heeft een verbod gelegd op elke archeologische samenwerking met de Dresden Universiteit, die naar verluidt het werk van de Duitse archeologen ondersteunde, en heeft eveneens samenwerking verboden met het wetenschappelijk laboratorium waar de monsters werden geanalyseerd. De vondsten van beide archeologen zijn helaas verworpen door het ministerie, die beweert dat de expeditie werd uitgevoerd door amateurs, niet door expert-archeologen. (Bron: Al Ahram.)
De Mysterieuze "Roverstunnel"
Volgens de Griekse geograaf Strabo (24 v.Chr) was er oorspronkelijk geen zichtbare ingang van de Grote Piramide; Er zou een (draaibare) stenen deur zijn die geopend (opgeklapt) kon worden om binnen in de piramide te komen maar was niet te onderscheiden van de omliggende stenen wanneer het gesloten was. Van de huidige ingang, die zich onder de (vermoedelijke) oorspronkelijke ingang bevindt,wordt over het algemeen aangenomen dat deze geforceerd werd door de Arabieren onder het gezag van Kalief Al-Mamoen rond het jaar 820, en wordt daarom "Al-Mamun's breach genoemd.
Echter, de tunnel (die nu de "roverstunnel" wordt genoemd) werd
direct en in één keer naar de "Opgaande Passage" (Ascending Passage)
gegraven, waarbij op treffende manier de grote granieten pluggen werden
omzeild.
(Zie afbeelding hieronder.) Dit maakt het duidelijk dat, wie ook de
tunnel groef, zeer bekend moest zijn met het interieur van de Grote
Piramide. De manschappen van Al-Mamoen waren dit blijkbaar niet,
aangezien zij in feite (voor zover we weten) de eerste waren die het
interieur van de Grote Piramide weer ontdekten na een lange
tijdsperiode. Misschien was de ingang wel min of meer afgesloten in het
verleden en later weer opnieuw geopend door de manschappen van
Al-Mamoen, dat zou kunnen, maar het lijkt erop dat de tunnel niet door
hen zelf gegraven werd.
Afbeelding afkomstig uit het werk van Egyptoloog Mark Lehner
Wie zou dan anders de tunnel gemaakt kunnen hebben naar de Opgaande Passage? Zecharia Sitchin's boek: "The Wars of Gods and Men (1992)" (De oorlogen van Goden en Mensen) zou het antwoord kunnen hebben aangezien hier gewag wordt gemaakt van de bouw van kunstmatige heuvels die zouden kunnen verwijzen naar de piramides (van Egypte). In hoofdstuk 10: "De gevangene in de piramide", werd Marduk levend in de E.KUR (Grote Piramide) gevangen gezet, hem achterlatend in de Koningskamer. Hier werden toen de granieten pluggen in de Opgaande Passage geplaatst om de passage onderaan te blokkeren, en hem zo in de piramide gevangen te zetten. Ningishzidda (Thoth), de ontwerper van de Grote Piramide, hoorde hiervan en vond een snelle en efficiënte manier om hem te bevrijden door een tunnel te graven. Uit het boek, en vrij vertaald naar uit Nederlands:
"...Nog steeds bekend
met de lay-out van de binnenkant van de piramide, realiseerden de
Anunnaki dat de kortste en snelste manier om de uitgehongerde Marduk te
bereiken was om een tunnel te graven naar de verbindende schacht tussen
het bestaande segment "B" en "D" - een tunnel van slechts 32 voet (9,75
meter) door de relatief zachte kalkstenen blokken; Het was een taak dat
niet in dagen volbracht kon worden maar in enkele uren."
"Het verslag waarin Marduk levend in de tombe werd geplaatst, in de Grote Piramide, is bewaard gebleven op kleitabletten die gevonden werden in de ruïnes van Ashur en Nineveh, de oude Assyrische hoofdsteden. De Ashurteksten suggereren dat het gediend had als een script voor een Nieuwjaarsoptreden in Babylonië dat het lijden en kwijtschelding naspeelde van de god. Maar tot nu toe is noch de Babylonische versie, noch de Soemerische historische tekst gevonden waar het script op gebaseerd was."
Omdat de piramide zwaar beschadigd is op de plaats van de originele
ingang, zou het kunnen zijn dat men eerst poogde om zich door de
oorspronkelijke ingang te forceren, voordat men in de steenmassa
daaronder doorbrak.
Grote leegte waargenomen in de Grote Piramide
In oktober van het jaar 2015 begonnen de Japanse en Franse wetenschappers van het ScanPyramids-team de Grote Piramide te scannen met een niet-invasieve techniek die men muografie noemt, dat gebruikt maakt van de regen van energiedeeltjes die van nature op het aardoppervlak regenen vanuit de ruimte. Met muografie kunnen dichtheidsveranderingen binnen grote rotsformaties worden waargenomen en werd eerder al gebruikt om de interieurs van onder andere vulkanen en gletsjers te onderzoeken, en tevens de uitgevallen kernreactors in Fukushima.
Eén jaar later in oktober 2016 maakten ze hun ontdekking bekend van de waarneming van een holte bij de noordkant van de Grote Piramide die men: "ScanPyramids North Face Corridor" (SP-NFC) noemde, gelegen boven de Afdalende Passage en boven wat de oorspronkelijke ingang zou zijn.
Afbeelding van de ScanPyramid-presentatie (Licht bewerkt)
Een andere grote ontdekking werd bekendgemaakt gedurende de laatste maanden van het jaar 2017. Ze ontdekten namelijk een andere anomalie dat leek te wijzen op een zeer grote leegte boven de Grote Galerij van de piramide, "ScanPyramids Big Void" genoemd (SP-BV, zie afbeelding hierboven). Het lijkt te duiden op een zeer grote kamer of misschien een andere galerij, aangezien de leegte meerdere meters hoog is, één tot twee meter breed en 30 tot misschien wel 50 meter lang. Het is nog steeds onbekend of de "kamer" horizontaal geplaatst staat of dat het mogelijk, zoals de Grote Galerij, diagonaal gebouwd is. De exacte hoogte van de locatie is ook onbekend aangezien het veel lager en dichter bij de Grote Galerij gelegen kan zijn, vergelijken met wat is afgebeeld op de afbeelding hierboven. Om de grote leegte verder te onderzoeken overweegt het team om een klein gaatje (3 cm) te boren waar een kleine vliegende robot doorheen kan, maar de Egyptische autoriteiten moeten dit eerst goedkeuren. (Bron: BBC News.)
Het ScanPyramids-team zei dat ze hiernaast meer kleinere
ontdekkingen hebben gedaan in de Grote Piramide, maar dat men ze alleen
bekend zal maken waarvan men zo goed als zeker is van hun zaak. Een
uitgebreide 3D-presentatie van de vondsten van het ScanPyramid-team kan
hier
gevonden worden op Youtube.
De Grote Sfinx
De Grote Sfinx van Gizeh is één van de oudste monumenten ter wereld (en misschien wel de alleroudste). Het werd uit één enkel reusachtig blok kalksteen gehouwen. Het is mogelijk dat dit ook een steengroeve zou zijn geweest voor de blokken van één of meerdere van de Koningspiramides. De kleinere stenen blokken zoals te zien op de poten is mogelijk het restauratiewerk van de Romeinen. De Sfinx is 57 meter land, 6 meter breed en 20 meter hoog. De Sfinx stelt een leeuw voor met het hoofd van een mens. Tot vandaag de dag kan nog niemand echter met zekerheid zeggen naar wiens gelaat het gezicht is uitgehakt. Vaak wordt gedacht dat het zou gaan om de farao Khafre, maar experts zeggen dat de gezichtskenmerken meer overeenkomen met het gelaat van Djedefre. Omdat het hoofd bijzonder klein is in verhouding met de rest van het lichaam, en overigens in mindere mate lijkt verweerd dan het lichaam, is het aannemelijk dat het hoofd ooit opnieuw uitgehouwen was, mogelijk zelfs meerdere keren. In 2004 vond de Franse Egyptoloog Vassil Dobrev bewijs dat Djedefre verantwoordelijk zou zijn geweest voor het vormen van de Sfinx naar het evenbeeld van zijn vader Khufu. Gesuggereerd wordt dat de Sfinx oorspronkelijk de kop van een leeuw had. Volgens de oud-Egyptische geschiedenis zou de Sfinx oorspronkelijk beschilderd zijn geweest met een rode kleur.
De
Grote Sfinx van Gizeh
Veel Egyptologen zijn in de veronderstelling dat de Sfinx werd gebouwd door de oude Egyptenaren uit de periode van het Oude Koninkrijk gedurende de heerschappij van de farao Khafre, rond 2.558-2.532 v.Chr. De Amerikaanse Egyptoloog John Anthony West vond echter sterk bewijs dat de Sfinx bloot had gestaan aan watererosie, wat met name bijzonder goed zichtbaar is op de muren van de omheining van de Sfinx. Deze ontdekking werd bevestigd door geoloog en schrijver Robert M. Schoch. Volgens computermodellen waren er geen langdurige regenbuien in Egypte behalve in de tijd voor 7.000 v.Chr., wat betekend dat de Sfinx mogelijk veel ouder is dan door de meeste Egyptologen van vandaag wordt beschouwd. De heersende stroming Egyptologen zien het erosiepatroon als slechts het resultaat van winderosie; Alhoewel dit klopt voor de horizontaal gelaagde erosie, maar winderosie veroorzaakt echter geen gladde diagonale hellingen zoals in het geval van watererosie. Een andere mogelijkheid is de invloed van een grote overstroming aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden.
Paranormaal
begaafden over Egypte
Trance-medium Daan Akkerman beweerde in
zijn boek "Lanto 1: Atlantis en ufo's" dat de piramides in
Egypte gebouwd waren door de erfgenamen van de beschaving van
Atlantis, toen levitatie, materialisatie en dematerialisatie
gewoonlijk werden gebruikt. De Sfinx zou van origine gebouwd zijn met
de kop van een leeuw, maar toen deze kop echter zeer verweerd was
werd hier het gelaat van de regerende farao in uitgehakt. Dit
verklaart waarom het te kleine hoofd uit proportie is vergeleken met
de rest van het lichaam. De Sfinx was oorspronkelijk bedoeld als een
markering voor de aanstaande tijd van het tijdperk "Leeuw"
(zo'n 11.000 jaar v.Chr.) en werd gespiegeld tegenover de betreffende
sterren die het sterrenbeeld Leeuw vormen. Men wist gedurende deze
tijd dat het aanstaande tijdperk Leeuw grote veranderingen zou
brengen voor de mensheid en de andere schepselen van de Aarde, en dat
de verdichting van materie zo sterk zou zijn dat men alleen nog maar
kon werken door middel van de kracht van de materie. Alle oude kennis
uit Atlantis en Lemurië zou zijn bewaard onder de Sfinx, vanwaar er
een doorgang is naar een tunnelcomplex dat zou leiden naar een zeer
diepe en zeer grote opslagplaats voor informatie welke de befaamde
Amerikaanse helderziende Edgar Cayce tevens in zijn lezingen noemde
als de "Zaal der Archieven" (Hall of Records). (Zie het hoofdstuk: "De Zaal der Archieven".)
Volgens Edgar Cayce zou de vroege beschaving van Egypte
ontstaan zijn door kolonisatie van het gebied door degenen die
oorspronkelijk van de beschaving Atlantis afkomstig waren en haar
kolonies in specifieke plaatsen van Europa. Mogelijk bewijs hiervoor
is de DNA-test van koning Toetankhamon welke gedaan werd in het jaar
2010; Wat uitwees dat zijn DNA voor 99,6% overeenkwam met
West-Europese chromosomen. (Zie: www.eutimes.net.)
De Sfinx en de Grote Piramide zouden gebouwd zijn in de tijdspanne
van 10.500 jaar v.Chr. (dus in de tijd voor de laatste ijstijd) en
gedurende deze tijd zou de hogepriester Ra-Ta Egypte hebben geleid
naar een gouden eeuw van vrede en verlichting. Het gelaat van
Asriaio, de raadsman van de heerser van Egypte, zou (later?) zijn
verwerkt in de Sfinx. (Zie Edgar Cayce reading 953-24.) De Grote
Piramide was volgens Edgar Cayce in tegenstelling tot het verslag van
Herodotus gebouwd in een tijdspanne van honderd jaar, van ongeveer
10.490 v.Chr tot 10.390 v.Chr. Het project werd bedacht en geleid door
Ra,
waarbij Hermes de architect was en Isis de adviseur. (Dit komt overeen
met de oude Arabische legenden die Saurid (Thoth/Hermes) noemden als de
bouwer.) De geometrie van
het bouwwerk zou de spirituele evolutie van de mensheid bevatten, met
daarin zowel periodes van progressie als degressie, en was
gericht op bepaalde sterren.
Volgens Dr. Cottrell zouden de schachten in de Koninginnekamer ooit kijkschachten geweest zijn voor de observatie van de ruimte en de sterren. In een latere tijd werden deze schachten afgesloten, maar toen ze nog open stonden, waren deze gericht op een zekere uitlijning van astrologische invloeden dat, wanneer deze uitlijning opnieuw gebeurt, de terugkeer van deze renaissance oftewel deze periode van begrip zou betekenen; namelijk de terugkeer van de Wet van Één. Dit zou een terugkeer zijn van deze geesten en harten, door hun ervaringen in Atlantis, welke zouden komen om de planeet te heropenen, opnieuw te ervaren, te regenereren en te herbouwen. (Bron: "Rev. Douglas James Cottrell PhD: The Great Pyramid Queen's Chamber Mystery Shaft", door Rammsteinregeln.)