Kukulkán
wordt beschouwd als een vroege Meso-Amerikaanse god die bekend was
bij de Maya's en Inca's (en mogelijk zo vroeg als de Olmeken), en was
tevens bekend bij de Azteken en Tolteken als Quetzalcoatl (gewoonlijk
vertaald als "gevederde slang"), Viracocha uit de Peruviaanse legendes,
en bij de K'iche' Mayagroep als Gukumatz.
In het historisch-mythologisch document genaamd de "Popol Vuh", dat
vermeend is geschreven te zijn rond het jaar 3.100 v.Chr door de Maya
van Guatamala, werd Gukumatz beschreven als een heel lange bebaarde man
met een witte huid en een lange schedel die aankwam in een "kosmische
boot" (vliegmachine?), vergezeld door reusachtige krijgers die er
"Afrikaans" uit zouden zien. Gedurende de Spaanse verovering beschreven
de inboorlingen hem aan de Spanjaarden als een man met een witte baard
die een wit gewaad droeg.
Het was voor de Amerikaanse indianenstammen een normaal gebruik dat
mensen vaak vernoemd werden naar een bepaald soort dier, dus natuurlijk
was hij geen echte slang. Misschien werd hij wel de "gevederde slang"
genoemd door de Azteken vanwege zijn vermoedelijke witte haar en baard.
Gezichtshaar was niet bekend bij deze inboorlingen en misschien hadden
ze ook wel nooit zoiets gezien, dus zou men zijn witte haar en baard
hebben kunnen geassocieerd met veren. Het zou ook zou kunnen zijn dat
zijn baard volgens hen leek op de tong van een slang, en misschien
droeg hij ook wel een helm dat volgens hen op het hoofd van een slang
leek. Daarnaast was de slang in de oudheid bekend als het symbool voor
wijsheid en Kukulkán/Quetzalcoatl werd dan ook herinnerd door de oude
volkeren als een leider en een brenger van beschaving, kennis en
wijsheid.
Volgens
het boek: "The Mayan Prophecies" (1995),
door Adrian Gilbert en Maurice Cotterell), Kukulkán werd gedwongen
om naar het oosten te vluchten vanwege een zeker conflict waarbij hij
het Mayavolk hebben verlaten met de belofte dat hij ooit terug zou
keren. Omdat het lang voorspeld was dat Kukulkán terug zou keren in
het jaar dat "1 riet" genoemd werd, geloofden zowel de
Maya's als hun vijanden: de Azteken, die nog steeds tienduizenden
mensen offerden ieder jaar, dat het de rechtvaardige Kukulkán was
die was teruggekeerd toen de Spaanse verovering plaatsvond in het
jaar 1519.
Deze verovering werd geleid door Hernán Cortés, die
geloofden dat deze mensen een soort van duivelsaanbidders waren
vanwege hun bloederige mensenoffers, en dat zij zich dwangmatig
moesten bekeren naar het Katholieke geloof. Ten gevolge van dit waren
de meeste boeken van deze inboorlingen verbrand en de meeste oude
legendes en kennis was uiteindelijk verloren.
De priester Don
Ramon de Ordoñez y Aguilar onderzocht het terrein van Palenque
in het jaar 1773, en schreef over de oudste beschrijvingen van de
ruïnes in zijn werk "A History of the Creation of Heaven
and Earth", waar hij naar Palenque verwees als de grote stad van
Nachan ("Stad van Slangen"). Hij beredeneerde dat Palenque
werd gebouwd door mensen die vanaf de Atlantische Oceaan aankwamen en
geleid werden door een man die men Votan noemde, die een slang als
symbool had. Het verhaal van Votan kwam oorspronkelijk voor in een
boek van de vroege K'iche' Mayagroep dat gedeeltelijk was overgenomen
door de bisschop Nuñes de la Vega voordat hij het boek verbrandde in
het jaar 1691. Volgens de overgenomen tekst kwam Votan naar Amerika
met zijn mensen die lange kledingstukken droegen. De inboorlingen
verwelkomden hem en onderwierpen zich aan zijn leiderschap en de
vreemdelingen trouwden met hun dochters.
Votan zou vier keer
heen en terug hebben gereisd over de Atlantische Oceaan naar zijn
oude thuis, genaamd "Valum Chivim", waarvan Ordoñez
geloofde dat dit zou gaan om het Feniciaanse Tripoli (in Libanon) en
dat Votan een Feniciaanse zeevaarder zou zijn. In hoofdstuk 4 van
zijn boek: "Atlantis: The Antediluvian World" (1882),
suggereerde Ignatius Donneley dat Votan Palenque zou hebben gebouwd
en dat "Valum-Votan" een referentie zou kunnen zijn
naar Atlantis. Hij bemerkte ook dat het personage van Votan
lijkt op de Germaanse god Wotan, en tevens de Noordse god Odin, dus
mogelijk één en dezelfde personage waren. Lewis Spence associeerde
Votan tevens met de Atlantislegende in zijn boek:"Atlantis in
America" (1925), waar hij de naam Votan identificeerde als een
plaatselijke naam voor Quetzalcoatl.